
Werking
De motor drijft de alternator aan en zorgt ervoor dat de rotor draait. De rotor is remanent gemagnetiseerd, waardoor er een draaiveld wordt gecreëerd. De condensator zorgt ervoor dat er stroom (die 90° na-ijlt t.o.v. de geïnduceerde spanning) door de hulpwikkeling van de stator gaat. De stroom zal ervoor zorgen dat er spanning in de hoofdwikkeling van de rotor ontstaat en er onmiddellijk gelijkstroom gelijkgericht wordt dankzij de roterende dioden. De gelijkstroom in de rotor zorgt voor het draaiveld en voor de opwekking van spanning in de statorwikkelingen. Wanneer het stroomaggregaat belast wordt, ontstaat er een omgekeerd magnetisch veld in de stator dat door de hulpwikkeling van de rotor opgevangen wordt. De geproduceerde spanning in de hulpwikkeling van de rotor wordt gelijkgericht door de meedraaiende diode. Die spanning versterkt de gelijkstroom van de hoofdwikkeling van de rotor. De combinatie van de twee gelijkstromen heet het ‘compound effect’. Hierdoor kan de alternator belastingen opstarten met een hoge opstartstroom.
Controle van de condensatoren
Je meet dit best na met een multimeter. Deze heeft een functie om de capaciteit te meten. De gemeten capaciteit mag niet meer dan 5% afwijken van de condensatorwaarde.
Oplossen van een probleem
Wanneer je een probleem hebt met je condensator bekrachtigde alternator kan je met deze tabel je fout zoeken.
FOUT | ACTIE | EFFECT | OORZAAK/CONTROLE |
---|---|---|---|
Geen spanning bij nullast tijdens het opstarten | Sluit 6V DC aan op een van de condensatoren gedurende 1 seconde | Het stroomaggregaat bouwt spanning op en de spanning blijft aanwezig, ook wanneer de batterij wordt weggehaald | Te weinig remanent magnetisme Controleer de condensatorspanning (10 à 15V op de hulpwikkeling wanneer de condensator niet is aangesloten) |
Het stroomaggregaat bouwt spanning op, maar de spanning is te laag wanneer de batterij wordt weggehaald | Controleer of er geen onderbreking is in een van de condensatorcircuits | ||
Het stroomaggregaat bouwt spanning op, maar de spanning verdwijnt wanneer de batterij wordt weggehaald | Diodes zijn kapot Te lage spanning |
||
Spanning te laag | Controleer de snelheid | Juiste snelheid | Onderbreking van de hulpwikkeling van de stator Draaiende diode (gelijkrichter) is verbrand Kortsluiting in de hoofdwikkeling van de rotor, controleer de weerstandswaarde |
Snelheid te laag | Verhoog de snelheid | ||
Spanning te hoog | Verlaag de snelheid | Snelheid te hoog | |
Spanning correct bij nullast maar te laag bij belasting | Snelheid te laag bij belasting Controleer de snelheid Motor overbelast Kortsluiting in de hulpwikkeling van de rotor Controleer de weerstandswaarde |